AMSTERDAMSE AKTEN • 1 juni 2022 • Door Maarten Hell en Mark Ponte
In de 18de eeuw stonden enkele Surinaamse tapsters achter de toog in Amsterdam, zo blijkt uit de administratie van het Spinhuis. De vrouwen probeerden met drankverkoop en het aanbieden van logies het hoofd boven water te houden.
‘Over de veertien honderd tappers’ telde Amsterdam in de tweede helft van de 18de eeuw, zo becijferde de anonieme auteur van de roman Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer uit 1775. Als frequent en fervent bezoeker van de stedelijke stamtafels maakte hij daarmee een correcte inschatting van het toenmalige drankhuizenbestand. In diezelfde roman klaagt een nukkige grijsaard dat er ‘geen negotie [is] waar wat winning op is, of het is in handen van vreemdelingen, zoals het geval is bij de zielverkopers, tappers, logementhouders, tabakskopers’.