REMBRANDT PAINTS MASTER CARPENTER JACOB WESSELSZ WILTINGH

AN UNKNOWN REMBRANDT FROM THE ARCHIVE OF THE AMSTERDAM NOTARIES

Mark Ponte and Erik Schmitz

The two hitherto unknown references to Rembrandt were found by the computer in the settlement of the estate of master carpenter Jacob Wesselsz Wiltingh, who died in 1661. In the account of the management of the estate drawn up by the notary Gillis Borsselaer (active in Amsterdam 1636-1675) the expenses and income from the years 1661-1665 are listed in chronological order. On 1 December 1663 a payment to the city messenger is noted, relating to three different issues: Rembrandt, the renters of a house in the Grote Kattenburgerstraat and the title of a document (probably a transfer of ownership):

Betaelt voor oncosten van Stadtsbode gelt van Rembrant de schilder te roepen met de luijden vande kelder ende kamer op kattenburch met een brieff opt Oostindische huijs overgeteijckent samen f. 1:13:- (Expenses paid to the city messenger to summon Rembrandt the painter, with the persons in the cellar and the room in the Grote Kattenburgerstraat with a document at the Oost-Indisch Huis transferred total f. 1:13:-)”.

The city messenger brought Rembrandt the notice that he was to appear, and the expense post of 7 December 1663 reveals why:

Betaelt aen Rembrant de schilder voor schilderen vande overleden f. 15:14:- (Paid to Rembrandt the painter for painting the deceased f. 15:14:-

Read the full story in Kroniek van het Rembrandthuis:

Mark Ponte and Erik Schmitz (2021). Rembrandt paints master carpenter Jacob Wesselsz Wiltingh. An unknown Rembrandt from the archive of the Amsterdam notaries. Kroniek van het Rembrandthuis 2021, 18-29. https://doi.org/10.48296/KvhR2021.02

Ontsnapt aan de Franse galeien

Het is redelijk bekend dat Noord-Afrikaanse schepen Europese slaven hadden. Maar dat was andersom ook het geval. Vier van hen werden na hun ontsnapping gastvrij ontvangen in Amsterdam. 

Amsterdam was in de zeventiende eeuw een stad met inwoners uit alle windstreken, maar dat een groepje van vier Turkse moslims op 23 december 1690 in het kantoor van notaris Dirk van der Groe verscheen was ook voor Amsterdamse begrippen bijzonder. Ibrahim, Alij, Saleh en Usein waren ex-slaven.  

In het notariskantoor vlakbij de Beurs legden zij een verklaring af, bijgestaan door de Armeniër Pieter Avet en Manuel de Sirach, die zowel Turks als Nederlands konden spreken. De klerk noteerde: “Ibrahim, Soon van Useijn, geboortich van Constantinopolen, achttien Jaaren slaaf geweest op de Franse galleijen; Alij, soon van Hassan, geboortig van Sinep, seven Jaaren Slaaf geweest op de Franse galleijen; Saleh, soon van Osman geboortigh van Larissa, twaalf jaaren Slaaff geweest op de zelfde Franse galleijen; mitsgaders Usein, soon van Hallil Janitzer, van Buda van geboorte, alle vier geboren onderdanen van den grooten Heer ende Mahumetanen van religie.” 

Lees het hele verhaal op: onsamsterdam.nl