Een lederschildpad uit Suriname (1763)

Met de expansiedrift in Oost en West kwamen er steeds meer exotische dieren naar de stad. Amsterdammers waren in het algemeen verzot op vogels. In boedelbeschrijvingen komen regelmatig parkieten, papegaaien en kaketoes voor. In een testament uit 1647 wordt zelfs het eigendom van een “pelikaanvogel” over twee kinderen verdeeld. 

Matrozen namen vogels en apen mee als souvenir of handelswaar. Op 10 juli 1636 verschenen WIC-kapitein Pierre le Grand en een bierhandelaar bij notaris Henrick Schaef om een verklaring af te leggen op verzoek van Catharina Wiltschut, huisvrouw van collega-kapitein David Adam Wiltschut. Catharina was boos. Haar was een parkiet beloofd, “sijn[de] een indiaensche vogel, die in t spreken van woorden uit verscheijden talen wel geleert was”, maar ze werd opgezadeld met een papegaai. De parkiet was, zo vertellen de getuigen, toevertrouwd aan luitenant Johan van Oosterzee, die de meertalige vogel in Amsterdam aan Wiltschut moest afleveren, maar in Zeeland had geruild voor een papegaai.

Lang niet alle exotische dieren overleefden de lange reis over de oceaan. In april 1763 vertrok het fregat Geertruij en Elsje uit Suriname met aan boord niet alleen de gebruikelijke koffie en suiker, maar ook een “zeer groote zeeschilpad” om in Amsterdam af te leveren. Het dier overleefde de reis niet: hij overleed op 19 mei 1763. Omdat het dode dier erg begon te stinken, gooide de bemanning het in zee. Waarschijnlijk was het een lederschildpad, die van februari tot juli op de modderige stranden van Suriname eieren legt. 

Een enkele keer kwam een aap in een notariële akte terecht, zoals op 7 oktober 1786. Een drietal vrouwen uit de Jordaan legde een verklaring af over de overlast die zij hadden van Jan Straatman en zijn aap. De dames zaten enkele dagen eerder in Laurierstraat bij de Metselaarsgang aan een tafeltje met koekjes, toen Straatman met zijn aap passeerde. De man liet het beestje plotseling los, de koekjes vormden een aantrekkelijke buit en binnen een mum van tijd at de aap bijna alle koekjes op. 

Meer over dieren in notariële akten in ‘‘Een haes die op de trommel slaet’ op de website van Ons Amsterdam (op papier verschenen oktober 2019)

Olifant Emanuel en zijn verzorger (1563)

Eind september 1563 was in Antwerpen de olifant Emanuel met zijn verzorger te zien. In een kroniek van de stad Antwerpen werd het volgende genoteerd: “(…) anno 1563, int eynde van september, doen quam tot Antwerpen tschepe eenen olifant vuyt Portugael, off daer ontrent, oudt by de negen jaeren, hooge acht voeten; desen ginck sdaechs achter straeten dattet een yegelyck sien moechte: desen was seer tam ende wert geregeert van eenen moor doende alwat den moor hem gebiede: desen olifant hiet Emanuel.”

De olifant en zijn verzorger werden getekend door Bernaert de Rijckere:

De term ‘moor’ die voor de verzorger gebruikt werd, is interessant. ‘Moor’ werd zowel gebruikt voor Noord-Afrikanen, vaak moslims, voor zwarte Afrikanen van bezuiden de Sahara, en voor mensen uit India (zoals later de Indiase zeelui in dienst van de VOC). Uit de tekening van De Rijckere valt het niet op te maken, maar de verzorger was zeer waarschijnlijk zwart. Noord-Afrikaanse ‘moren’ werden door de Antwerpse chroniqueur namelijk ‘witte moren’ of ‘witmoor’ genoemd:

“Anno 1529, soo quam in Portugael eenen coninck die verjaecht was van synen broedere, ende begeerde assistentie van den coninck van Portugael, ende hiet die coninck van Fees; ende was een witmoor.”

En in maart 1569: ” In dese weke doen synder tot Antwerpen van den steen veel gevangenen quaetdoenders opten werff te schepe gegaen naer Spaengnien, om aldaer op de galeyen geseth te worden tegen den Turck ende witte mooren.”

Emanuel en zijn verzorger zijn ook te zien op het schilderij ‘Dorpskermis bij nacht’, van Marten van Cleve. Op dat schilderij is duidelijk te zien dat de verzorger van Emanuel een zwarte man was. V





Via Twitter stuurde Remco Sleiderink – Hoogleraar Middelnederlandse literatuur in Antwerpen  – mij dit prachtige door Jan Mollijns gedrukte blad:


Waar kwamen Emanuel en zijn verzorger vandaan?

Dat het een zwarte man is wil natuurlijk niet zeggen dat hij ook uit Afrika afkomstig was. Zo is de afgebeelde olifant geen Afrikaanse maar een Indische, waarschijnlijk afkomstig uit (de omgeving van) het gebied in India dat begin zestiende eeuw in Portugese handen was gekomen. In 1514 kreeg paus Leo X de olifant Annone (of Hanno) cadeau van de Portugese koning Manuel I. De stoffelijke resten van deze olifant die slechts enkele jaren geleeft heeft, zijn begraven in het Vaticaan.

Sketch of Hanno and mahout, after Raphael, c.1514.

Sketch of Hanno and mahout, after Raphael, c.1514.
Raffael or Giulio Romano (after a lost drawing by Raffael)

Het is aannemelijk dat ook Emanuel en zijn verzorger uit India kwamen. Maar daarmee zijn we er natuurlijk nog niet. Hoe heette de verzorger? En waar kwam hij precies vandaan? Waar is hij nog meer geweest met zijn olifant? Hopelijk kan ik hier later een keer op terugkomen.

Zeventiende-eeuwse tekening uit Mughal India van een olifant met een mahout (Christie’s)
Aanvulling op 5 mei 2019 over de mogelijk Indiase oorsprong van Emanuel en zijn verzorger

De mannenleeuw van Blaauw Jan

Op 16 augustus 1737 verkocht Jan Hendrik Mets, kastelein in herberg de Hoop, beter bekend als Blaauw Jan aan de Kloveniersburgwal, de inboedel, inclusief ‘gediertens’, aan zijn opvolger Anthonij Bergmeijer. Verkocht werden onder meer acht rode en één blauwe ‘ravens’ (ara’s), samen 400 gulden, een witte kakketoe voor 70 gulden en drie apen voor 55 gulden. Verreweg het duurste dier was een ‘manne leeuw’, die voor niet minder dan drieduizend gulden genoteerd staat. Voorwaarde was wel dat het dier gezond geleverd zou worden. De waarde van dit roofdier laat zien dat hij een belangrijke trekpleister van de beroemde herberg moet zijn geweest.

Lees verder op www.alleamsterdamseakten.nl