4 oktober verschenen ‘Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis’, een keuze uit 75 jaar Ons Amsterdam. Met bijdragen van mijn hand uit de vaste rubriek ‘Akten’ over Portugese, Angolese, Indonesische, Armeense, Marokkaanse Afro-Amerikaanse en andere Amsterdammers en bezoekers van de stad Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw. Uiteraard grotendeels gebaseerd op de geweldige Notariële Archieven in het Stadsarchief.
Redactie en samenstelling: Janna Toepoel Jitske Hell Koen Kleijn; uitgegeven door Walburg Pers
Vanwege de tv-serie Hollandse Meesters Herzien is er weer veel aandacht in de media voor de zwarte gemeenschap in Amsterdam in de Zeventiende Eeuw. Al enige jaren doe ik onderzoek naar deze groep Amsterdammers en ik schreef er verschillende stukken over. De meeste van deze artikelen zijn online te lezen. Een selectie:
‘Al de swarten die hier ter stede comen’ Een Afro-Atlantische gemeenschap in zeventiende-eeuws Amsterdam’, TSEG/ Low Countries Journal of Social and Economic History, 15(4), pp.33–62. DOI: http://doi.org/10.18352/tseg.995 (peer reviewed) 2019
Boek: ‘Zwart in Rembrandts tijd’, / Black in Rembrandt’s Time, uitgegeven door /published by W Books. Auteurs: Stephanie Archangel, Elmer Kolfin, Mark Ponte, David De Witt. Te koop in de boekhandel en natuurlijk bij het Rembrandthuis
Met daarin o.a.: Mark Ponte, ‘Black in Amsterdam around 1650‘ in: Kolfin and Runia ed., Black in Rembrandt’s Time (W Books 2020).
Soms was zwemmen een uitweg naar vrijheid, zo blijkt uit de verklaring van aantal bemanningsleden van het schip Vrouw Gerharda Catharina. De akte werd 4 juni 1784 opgesteld in het kantoor van notaris Jan Harmsen aan de Amsterdamse Blauwburgwal. Nadat het schip beladen met koffie, cacao en katoen de monding van de Suriname rivier uitgezeild was en op volle zee voer, kwamen er twee slaafgemaakte mannen tevoorschijn: een man van gemende afkomst (‘Mulat’) en een inheemse (‘Bok Indiaan’). Jammergenoeg zijn hun namen niet bewaard gebleven.
Toen het schip enkele weken later voor de kust van Ierland lag, besloot de eerste slaafgemaakte man het schip te verlaten. Tot tweemaal toe wist de bemanning hem te grijpen, maar drie maal was ook hier scheepsrecht, zo blijkt uit de verklaring: ‘dat hij s’ avonds voor hun vertrek van Bantry baay in Ierland met zwemmen van hun schip is gevlugt en weggelopen is zonder dat zij denzelven terug hebben kunnen krijgen of weten waar of hij gebleven is’.
Ook de Inheemse man besloot zijn vrijheid te zoeken: ‘dat nadat zij [de bemanning] met hun schip alhier [in Amsterdam] gearriveerd zijn, de Bok Indiaan buiten hun weten van boord van ’t schip weggelopen is zonder dat zij denzelve hebben kunnen wedervinden of ontdekken‘
Hopelijk hebben beide mannen hun vrijheid inderdaad gevonden in Ierland en Amsterdam of elders.
Meer over vroegmoderne zwemmers in Ons Amsterdam (juni 2024)
Op 2 mei 1802 werd in de Engelse kerk aan het Begijnhof in Amsterdam Lea Parijs gedoopt. Volgens het doopboek van de Engelse kerk op het Begijnhof was zij ‘a Negroe manumitted free woman of mr. Anthony Meertens”, een door Anthony Meertens gemanimuteerde zwarte vrouw dus. Lea Parijs was 42 toen zij gedoopt werd. Meertens en zijn vrouw Johanna Hendrina Catherina Slengarde waren de getuigen bij de doop. Lea Parijs kwam uit Demerary, waar Meertens bestuurder en plantage-eigenaar was. Meertens was geboren in Middelburg maar woonde jaren in Demerary. Het echtpaar Meertens Slijngaarde trouwde in 1780 in de toe Nederlandse kolonie. Een van hun plantages heette ‘Klein Parijs’.
Een half jaar voor de doop van Lea Parijs, op 22 november 1801, werd in dezelfde kerk Anthoinetta Meertens gedoopt dochter van Anthony Meertens en Johanna Slengarde. Anthoinetta was geboren op 25 mei 1800 – op 34 graden NB – aan boord van het Engelse schip ‘Granada’ olv Captein Richardson, onderweg van Demerary naar London. Het lijkt waarschijnlijk dat Lea ook aan boord van dit schip was. Het is vrijwel zeker dat de hoog zwangere vrouw een of meer bedienden mee zou nemen op reis. Waarschijnlijk werkte Lea Parijs als vroedvrouw, en misschien ook als min.
Een dag na de doop van haar Anthoinette was Johanna Slengarde opnieuw bij een doop, ditmaal in de Lutherse kerk. Op 23 november was zij getuige van de doop van George, zes jaar eerder geboren op plantage Rome in Demerary. Zijn vader was George Daniel Schrack en moeder Sophia, een achternaam wordt niet genoemd, waarschijk was Sophia een slaafgemaakte of vrije zwarte vrouw. Ook Plantage Rome was eigendom van Anthony Meertens. De andere getuige Jaques Marc Fraissinet was de directeur van het negotiatiefonds van deze plantage.
Wat er daarna met Lea Parijs en George Schrack gebeurd is, is mij nog niet bekend.
Haj Abdelkader Perez was een belangrijk man. Hij was admiraal en werd als gezant van Marokkaanse koningen naar verschillende Europese landen gestuurd. In oktober 1729 arriveerde hij in de Republiek als vertegenwoordiger van koning Abdallah bin Ismail om met de Staten Generaal te onderhandelen over een vredesverdrag. Een belangrijk deel van zijn tijd verbleef de ambassadeur echter niet in Den Haag maar in Amsterdam.
Abdelkader Perez was ongetwijfeld een opvallende verschijning in de stad, over wie men met enige regelmaat in de kranten van de tijd kon lezen. Er bestaat een imposant portret van hem uit de tijd dat hij in Groot-Brittannië verbleef: met admiraalsstaf in de hand, een volle witte baard en een witte tulband op zijn hoofd.
Waar het vandaan kwam is niet duidelijk, maar in 1730 deed het verhaal de ronde dat ‘Admiraal Perez zoude zijn een Renegaat die van de Christelijke of Joodse Religie tot de Moorse zoude zijn overgegaan’. Een dergelijke bekering was iets wat in de 17de en 18de eeuw best vaak voorkwam, maar volgens de wet verboden was. Het verlaten van het christelijke geloof ten gunste van de islam werd door Nederlandse christenen, van welke gezindte dan ook, hevig veroordeeld.
Het WIC-schip de Blauwe leeuw vertrok op 28 juli 1636 met 61 bemanningsleden en 62 soldaten naar Brazilië. Dankzij het project WIC-opvarenden kunnen we de helft van deze opvarenden nu een naam geven.
WIC-opvarenden is een door Jirsi Reinders geïnitieerd project van Stadsarchief Amsterdam i.s.m. Gerhard de Kok van Universiteit Leiden. Gefinancierd door de Samenwerkende Maritieme Fondsen.
Niets menselijks was de 17de-eeuwse Amsterdammer vreemd. Dat blijkt uit de Amsterdamse Akten, waar veelvuldig gevallen van overspel zijn opgetekend.
Het notarieel archief van Amsterdam bevat opvallend veel akten over overspel. Het liefdesleven van de gemiddelde Amsterdammer was in vroeger tijden net zo dynamisch als tegenwoordig, maar de officiële en kerkelijke moraal inzake huwelijkse trouw was wel een stuk strenger. Duizenden Amsterdammers stapten naar de notaris om iemand te beschuldigen van overspel, dan wel om zo’n beschuldiging tegen te spreken. Buren en bekenden werden gehoord, meestal op verzoek van de bedrogen partij, om er schande van te spreken.
Altijd leuk om bij te dragen aan een mooi boek, in dit geval twee korte stukjes voor Regie: Rembrandt, het boek bij de gelijknamige tentoonstelling in het Museum Rembrandthuis. Het ene stukje gaat over een paradijsvogel voor de schouwburg, het andere verhaal over het spelen van ‘de Historie van Hester’ in pakhuizen op en om Vlooienburg. De originele stukken bij mijn stukken zijn nu te zien in het Stadsarchief.
Schatkamerpresentatie met werken van o.a. Rembrandt, Reinier Vinkeles en Simon Fokke
Van 2 maart – 26 mei 2024
Gratis toegang
Amsterdamse schouwburg
In 1637 werd aan de Keizersgracht een houten schouwburg gebouwd. Deze plek zou in de zeventiende en achttiende eeuw uitgroeien tot dé uitgaansgelegenheid van Amsterdam. Amsterdammers uit alle lagen van de bevolking bezochten het theater, dat een plek van culturele vernieuwing zou blijken. Hier werden gedurende anderhalve eeuw tot de verbeelding sprekende toneelstukken uit heel Europa opgevoerd. Acteurs en vooral actrices werden de sterren van de stad. Het theater vormde bovendien een rijke inspiratiebron voor Rembrandt en zijn leerlingen. Op 11 mei 1772 brandde de schouwburg tot de grond toe af. Een nieuw theater verrees aan het Leidseplein.
In de Schatkamer toont het Stadsarchief een aantal topstukken uit de geschiedenis van de schouwburg, waaronder originele speellijsten. Ook zijn er documenten die uit de brand van 1772 werden gered, zoals een gravure naar Jacob Jordaens.
Theater op straat en in pakhuizen
De presentatie in het Stadsarchief laat ook zien dat niet alleen in de schouwburg theater werd gemaakt. Straattheater was alom aanwezig, zoals op Vlooienburg, het kloppend hart van Joods Amsterdam. Daar werden in pakhuizen en kelders theaterstukken opgevoerd. Het zou goed kunnen dat Rembrandt zich hier liet inspireren voor zijn prent De Triomf van Mordechai, die ook in de Schatkamer tentoongesteld wordt.
Rembrandtplein
Ook op de kermis was straattheater vaste prik: vanaf half september was het in de zeventiende en achttiende eeuw altijd druk in de stad. Op de Botermarkt (nu het Rembrandtplein) konden bezoekers koorddansers, acrobaten en straattheater door reizende gezelschappen zien en exotische dieren bewonderen. In een aantal mooie prenten laat de presentatie deze levendige straattaferelen zien.
In 1633 tekende Rembrandt een kameel en noemde het dier een dromedaris. Hij was niet de enige, Ernst Brinck (1582 – 1649) zag in 1635 in zijn woonplaats Harderwijk ook een dromedaris en die had ‘2 vleppen ofte vulten’ op zijn rug ‘soo dat men tusschen die beijde sitten konde’. Mogelijk was het dezelfde kameel, in die tijd werden er allerlei dieren van kermis naar kermis en van jaarmarkt naar jaarmarkt gesleept.
Ernst Brinck schreef ook dat er 22 Noord-Afrikaanse kamelen naar het Caribische eiland Barbados werden gebracht om ze aldaar te houden en ermee te fokken. Dat laatste mislukte jammerlijk, de dieren kregen geen jongen op het eiland.