Een Lenape op de Amsterdamse kermis (1644) en een Mohawk in Blaauw Jan (1764)

De Nederlandse kolonie in Amerika voert een felle strijd tegen de inheemse bevolking. Niet alleen worden honderden mensen vermoord, ze worden ook meegenomen naar Europa. Daar probeert men geld te verdienen door ze tentoon te stellen.

T’Jaques is een Lenni-Lenape, afkomstig uit de inheemse bevolking die leeft rond de rivieren de Hudson en de Delaware. De kleine Nederlandse kolonie in deze streek telt maar zo’n 250 bewoners op dat moment. Maar sinds 1643 voert de WIC onder leiding van gouverneur Kieft een bloedige oorlog tegen de Lenape. Meer dan 1600 mensen – mannen, vrouwen en kinderen – worden uitgemoord. Er worden ook Lenape gevangengenomen en tot slaaf gemaakt. Tenminste één van hen komt in Amsterdam terecht.

De Amsterdamse kermis begint altijd op de eerste zondag na 17 september. Twee weken daarvoor, op 3 september, sluiten Pieter Cocq en Pieter Evel, twee afgedankte WIC-soldaten, bij notaris Pieter van Velsen een contract met Harmanus Meijer. De Cocq en Evel beweren dat zij de Lenape T’Jaques ‘in vrije eigendom’ cadeau hebben gekregen van gouverneur Willem Kieft, als beloning voor hun aandeel in de moordpartijen op zijn volk.

Lees het hele verhaal, geschreven met Tom van der Molen.

Anthony, een zwarte jongen tijden de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog

Rond 1770 leefde in Amsterdam ‘Swarte Klaas’, een zwarte bedelaar zonder benen, vooral bekend doordat hij werd afgebeeld op een populaire prent uit die tijd. De prent maakt onderdeel uit van een serie prenten van straatfiguren en bedelaars die werkelijk geleefd hebben, getekend door Pieter Barbiers en in prent gebracht door Pieter Langendijk. Swarte Klaas is ook op een prent van de Nieuwe Stadsschouwburg aan het Leidseplein te zien, uitgegeven in 1775. Over de herkomst en identiteit van Klaas is nog weinig bekend. Misschien was hij een afgezwaaide zeeman, die op zee zijn benen verloren was. Zoals de zwarte jongen Anthony, die zijn beide onderbenen verloor tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.

Lees verder op AlleAmsterdamseAkten.nl

Een zwarte New Yorker in de Jordaan

Het is 1759. Jan Christiaan Prijn legt een notariële verklaring af. Hij is de eerst bekende zwarte man in dienst van een Amsterdamse chirurgijn. Geboren in New York, werkte hij hier enkele jaren, voordat hij als lichtmatroos aanmonsterde bij de VOC.

Meesterchirurgijn Jacob Franszn. voert een aderlating uit op het schilderij van zijn chirurgijnswinkel in Amsterdam, dat Egbert van Heemskerck in 1669 maakte. Het bloed wordt opgevangen in een kom, opgehouden door zijn zoontje. Alledaagse arbeid in een heelmeesterspraktijk, zoals bijna een eeuw later ook voor Jan Christiaan Prijn, werkzaam bij meesterchirurgijn Jan David Burghardt in de Jordaan. Niks bijzonders – behalve dan dat Jan Christiaan een zwarte jongeman was, omstreeks 1739 geboren in New York.

Sinds de late 16de eeuw hebben er altijd mensen van Afrikaanse afkomst in Amsterdam gewoond. Er vormde zich zelfs een kleine zwarte gemeenschap in de omgeving van de Jodenbreestraat en het eiland Vlooienburg. Vele honderden zwarte bedienden trokken naar de stad, vaak met een slavernijachtergrond. Alleen al uit Suriname gedurende de 18de eeuw zo’n 1500. Er waren zwarte zeelui bij in dienst van de Nederlandse schepen van de West-Indische Compagnie, de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de koopvaardij. Ook op Franse, Portugese en Engelse schepen die aanmeerden in de stad waren bemanningsleden van kleur geen uitzondering. De meeste Jordanezen zullen dan ook niet hebben opgekeken van de twintigjarige zwarte man Jan Christiaan Prijn. Hij was een van de twee knechten die chirurgijn Burghardt in dienst had; de andere was de vijf jaar jongere Adriaan Hoovenaar, een weesjongen uit de Tichelstraat.

Lees verder op OnsAmsterdam.nl