Black History Month

During #BlackHistoryMonth everyday a tweet about Amsterdam’s Black History.

1 – Franciscus Thomas from Sierra Leone

Image

On 1 february 1698 Franciscus Thomas from ‘Sierra Liona in Africa’ and Truijtje Hendricx from Amsterdam posted their banns in Amsterdam. Two weeks later they married in the Old Church. Franciscus Thomas was working as a ‘droogscheerder’ in the textile industry. He lived in the Egelantierstraat in de Jordaan area. #1

2 – Francisco from Angola – ensign in Brazil

Image

Francisco from #Angola was a vaandrig (ensign) in the Dutch army in #Brazil, after the Portuguese takeover in 1654, he settled in #Amsterdam, where he lived in the Jodenbreestraat on the corner of the Markensteeg, ‘under the angel’. He died in January 1659. #2

3 – Alida Clara Carles from Berbice

Image

On 25 December 1784 Alida Clara Karles/ Charles was buried at St Anthonies Cemetery in #Amsterdam. She was born in the Dutch colony of #Berbice, her mother was the free black woman Quassiba. Together with her husband she ran a bar in Pieter Jacobszdwarsstraat. #3

4 – Swarte Klaas

Image

‘Swarte Klaas’ (Black Klaas) was a famous street figure in #Amsterdam in the 18th century. Klaas was a Black man who had lost his legs, maybe as a sailor. He was portrayed by different artists. Klaas died around 1800 in Amsterdam. #4

Image
Image

5 – Pieter Claesz Bruin and Lijsbeth Pieters

In 1649 44-year old sailor Pieter Claesz Bruin from Brazil married Lijsbeth Pieters from Angola. They were an important couple in the small black community around de Jodenbreestraat in Amsterdam. They were the godparents of different Black children born in the area. Like Pieter, the son of Alexander van Angola and Lijsbeth Dames and Catharina, the daughter of Louis and Esperanza Alphonse. The children were baptized in the House Moyses.

Read more about Pieter Claesz Bruijn and Lijsbeth Pieters in ‘Black in Rembrandt’s Time‘ and in Dutch in TSEG.

Image

6 – Francisca

In the 1630’s Francesca clearly played a important role in the the formation of a Black community in #Amsterdam. According witnesses, Francisca would ‘receive in her house all the black men who come to this city.’

7 – Theatre

"Dito voor drie morijanen in Salomon f3"

Monday 11 April 1650 three Black men were paid a guilder each to perform in the play ‘Salomon’ in the Municipal Theatre. Unfortunately their names were not registered, but entries like this show that Black people performed in theatre in C17th Amsterdam. The anonymous performers were almost certainly members of the same community as Pieter Claesz Bruin and Lijsbeth Pieters.

Image

They were ‘extras’ in the play, but were paid considerably more than the 10 soldiers in ‘De gestrafte kroonzught’ (La crueldad por el honor) later that month. The 10 soldiers had to share 3 guilders, earning only 6 nickels each.

Image

8 – Louis Zamore van Wicky

Image

This is Louis Zamore van Wicky (1778-1805) hours before his early death in #Amsterdam in 1805. Louis Zamore was a draughtsman born in the plantation colony of #Berbice (now part of #Guyana).

Image

Louis was the son of a Black woman and plantation owner Emanuel de Correvont. The name of his mother is unknown. He had a sister in the Netherlands named Lisette, who is almost certainly watching over het brother’s deathbed in this drawing.

Image

In 1802, Louis Zamore enrolled at Municipal Drawing Academy. He was a student of painter Jurriaan Andriessen and lived with the Andriessen family. In July 1805, Louis suddenly contracted a severe fever and died two days later. He was buried at the Zuiderkerkhof cemetery.

Image

As far as I know, no artworks by Louis Zamore van Wicky are known. Zamore van Wicky was one of the main characters in the @Stadsarchief exhibition ‘Amsterdammers and slavery’ in the summer of 2020.

9 – The Charles Family

Maria Santje Charles (1838-1914) and Hendrik van Guinea Charles (1827-1899). Maria and Hendrik were children of Johannes Charles (1793-1872), survivor of the transatlantic slave trade.

Their father was born in (present day) Ghana, as a child he was captured, enslaved and taken to Suriname, where he was sold to a merchant. In 1817, J. Charles was emancipated to move to the Netherlands as the servant of Majorin Elisabeth Bijval, herself born in slavery in 1776.

Majorin Elisabeth Bijval was a sister of Jacob Beeldsnijder Matroos. Jacob Beeldsnijder Matroos is buried at the @OudeKerkAMS on September 27, 1817.

Johannes Charles had to leave his two-year old son Gideon and hist wife Charlotte in Suriname, where they lived in slavery until januari 1863. Half a year before the legal abolition of slavery in the Dutch colony.


In the Netherlands, Johannes Charles married Elisabeth van Eijbergen from Rotterdam. They settled in Amsterdam and had ten children. Thanks to several letters that survived, we know that Gideon, who was left behind in Suriname, was in touch with his family in The Netherlands.

A few years ago the Charles Family brought Gideon’s letters, some of them written when he was still enslaved, the photo’s and othere family documents to the @stadsarchief. The letters are digitized and are available for research.

10 – Dominicus

Image

On 10 February 1668 Dominicus, “a Black out about 10 or 12 years of age”, was baptized in de Oude Kerk in #Amsterdam. Dominicus lived with Claes Philipsoon on Oude Waal.

Image

We don’t know much about Dominicus. Was he brought to the city as an enslaved child? Was he a child servant in the house of Claes Philipsoon? Like this boy in Haarlem, painted by Frans Hals?

Image


On the same day in the same church a son of Jan Six was baptized, in presence of mayor Nicolaas Tulp his grandfather. Both Jan Six and Nicolaas Tulp were painted by Rembrandt, mother Margareta Tulp by Govert Flinck. Did they see Dominicus in the church that day? What did Dominicus think?


De Portugees-Joodse schilder Abraham Mendes (ca. 1613-1684)

In de verbrande protocollen van notaris Benedict Baddel (1594-1658) kwam AAA-vrijwilliger Freek van Eeden afgelopen december een machtiging uit 1639 tegen van de onbekende schilder Abraham Mendes. In de notariële akte machtigde Mendes Manuel Nunes in een gerechtelijke procedure bij de Commissarissen van Kleine Zaken in Amsterdam. Wie was deze schilder van Portugees-Joodse afkomst?

Er zijn niet veel Joodse schilders uit het Amsterdam van de zeventiende eeuw bekend. De bekendste is Samuel d’Orta die een etsplaat met daarop Abrahams verstoting van Hagar en Ishmael kocht van Rembrandt. D’Orta kocht de plaat op voorwaarde dat Rembrandt zelf geen afdrukken meer van zou verkopen, kennelijk vertrouwde hij Rembrandt niet en liet er op 17 december 1637 een notariële verklaring over opstellen. Net als de machtiging van Abraham Mendes gebeurde dit bij notaris Benedict Baddel. De uit Geneve afkomstige Baddel had, waarschijnlijk vanwege zijn talenkennis, veel Portugees-Joodse klanten. Doordat de akten van Baddel ernstig beschadigd zijn bij de stadhuisbrand in 1762, is er tot nu toe minder onderzoek in deze akten gedaan dan veel andere notarissen uit de zeventiende eeuw. In 1639 klopte dus ook schilder Abraham Mendes bij deze notaris aan.

Lees verder op Alle Amsterdamse Akten

Johanna van Mallacka

Op 17 december 1716 werd tijdens de vergadering van de Kerkenraad Johanna ‘binnen gestaan’ met het verzoek om ‘nopens haar goet gedragh’ te mogen worden gedoopt. Johanna was, zo schrijft de notulist, ‘een Indiaansche doghter van Mallaca eertijds genaamt Grasia’.

Kerkenraadsnotulen Hervormde Kerk, 17 december 1716

Nadat zij werd ondervraagd over het geloof werd haar verzoek toegestaan en enkele dagen later, op 23 december, werd zij in de Nieuwe kerk gedoopt.

Image
Doopinschrijving in de Nieuwe Kerk

De slaafgemaakte Grasia was door Anton Bitter en Appolonia Coisaart meebracht naar de Republiek, zoon en schoondochter van de door Leonard Blussé beroemd geworden jurist Joan Bitter. Of Johanna na haar doop als dienstbode bij de familie Bitter in huis bleef, een eigen leven in Amsterdam heeft opgebouwd of is teruggekeerd naar Azië is nog niet bekend.

Een zwarte New Yorker in de Jordaan

Het is 1759. Jan Christiaan Prijn legt een notariële verklaring af. Hij is de eerst bekende zwarte man in dienst van een Amsterdamse chirurgijn. Geboren in New York, werkte hij hier enkele jaren, voordat hij als lichtmatroos aanmonsterde bij de VOC.

Meesterchirurgijn Jacob Franszn. voert een aderlating uit op het schilderij van zijn chirurgijnswinkel in Amsterdam, dat Egbert van Heemskerck in 1669 maakte. Het bloed wordt opgevangen in een kom, opgehouden door zijn zoontje. Alledaagse arbeid in een heelmeesterspraktijk, zoals bijna een eeuw later ook voor Jan Christiaan Prijn, werkzaam bij meesterchirurgijn Jan David Burghardt in de Jordaan. Niks bijzonders – behalve dan dat Jan Christiaan een zwarte jongeman was, omstreeks 1739 geboren in New York.

Sinds de late 16de eeuw hebben er altijd mensen van Afrikaanse afkomst in Amsterdam gewoond. Er vormde zich zelfs een kleine zwarte gemeenschap in de omgeving van de Jodenbreestraat en het eiland Vlooienburg. Vele honderden zwarte bedienden trokken naar de stad, vaak met een slavernijachtergrond. Alleen al uit Suriname gedurende de 18de eeuw zo’n 1500. Er waren zwarte zeelui bij in dienst van de Nederlandse schepen van de West-Indische Compagnie, de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de koopvaardij. Ook op Franse, Portugese en Engelse schepen die aanmeerden in de stad waren bemanningsleden van kleur geen uitzondering. De meeste Jordanezen zullen dan ook niet hebben opgekeken van de twintigjarige zwarte man Jan Christiaan Prijn. Hij was een van de twee knechten die chirurgijn Burghardt in dienst had; de andere was de vijf jaar jongere Adriaan Hoovenaar, een weesjongen uit de Tichelstraat.

Lees verder op OnsAmsterdam.nl

Clara van Bengalen (ca. 1759-1771)

Onlangs werd dit prachtige portret van Joanna de Silva uit Bengalen aangekocht door het Metropolitan Museum. Joanna de Silva, zo blijkt uit een opschrift op het schilderij, verzorgde de kinderen van de Britse Luitenant Kolonel Charles Deare. Niet vaak kom je zo’n mooi portret van een (waarschijnlijk slaafgemaakte) bediende tegen. Het portret werd in 1792 geschilderd door William Wood (1769-1810).

De afgelopen jaren kwam ik in de Amsterdamse archieven meer dan twintig mannen, vrouwen en kinderen uit ‘Bengalen’ tegen, die voor korte of langere tijd in de stad verbleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Vooral zeemannen en (slaafgemaakte) bedienden. Eén van hen was Clara, een jong meisje dat in 1771 werd begraven op het Leidse Kerkhof. Clara woonde in het Aalmoezeniersweeshuis, het armenweeshuis van Amsterdam. Waar het leven zeer hard was.

Image

Het slaafgemaakte meisje Bietja, 1784. Jan Brandes (Rijksmuseum)

Midden in de winter van 1768 zwierf het kleine meisje moederziel alleen over straat in Amsterdam, totdat iemand haar tussen kerst en nieuwjaar naar het weeshuis bracht. Waar ze een klein deel van haar verhaal vertelde. Dit werd als volgt opgetekend in het ‘innameboek’ van het weeshuis:


Clara van Bengalen, oud 8 1/2 jaar

Sijnde als een Slaafvinne met Capt Johannes Sigismundis Hoeve omtrent een en half jaar geleden van Bengale alhier mede gebragt en is nu wederom met zijn vrouw met het schip De Vrouw Cornelia Hillegonda na Indien vertrokken en dit slavinnetje alhier gelaaten. t welk loopt swerven en niemand is die het zelve kint wil na sig neemen.”

Image
Inschrijving Clara van Bengalen, 8 1/2 jaar oud in het Aalmoezeniersweeshuis.
Image
Aalmoezeniersweeshuis, Stadsarchief Amsterdam

Clara zou de rest van haar korte leven in in het weeshuis wonen. Twee jaar en drie maanden later, op 18 april 1771, werd zij begraven op het Leidse Kerkhof, nog geen 11 jaar oud.


Tekening Leidse Kerkhof door Gerrit Lamberts, 1815 (Collectie Stadsarchief Amsterdam)

In de zomer van 1767was Clara, als 7-jarig meisje in slavernij, meegenomen naar Amsterdam door VOC-kapitein Johannes Sigismundis Hoeve. Toen Hoeve na een halfjaar weer naar Azië vertrok, liet hij Clara aan haar lot over in de stad.

Clara was niet het enige slaafgemaakte Aziatische kind dat in een stedelijke armeninstelling terecht kwam. In de tentoonstelling ‘Amsterdammers en slavernij’ in het Stadsarchief was afgelopen zomer het verhaal te zien van een baby die naar het weeshuis werd gebracht: Hanibal van Moston, kind van twee Aziatische ouders, die door een dominee naar de Republiek werden meegenomen.

Mixed marriages in Amsterdam

Mixed marriages have been part of European cultures for centuries. Here you’ll find some examples first published in a Twitter thread (december 2019).

In 1593 Bastiaen Pieters from the kingdom of Manicongo in Africa maried the widow Trijn Pieters from Amsterdam.

Image

On the 5th of january 1658 Agnietje Cornelis from Lippstadt (Germany) and Anthoine Zanderts from Angola went to city hall Hall (now the Royal Palace) to registered their marriage in Amsterdam.

Image

In 1761 Augustinus Schut from Ceylon (Sri Lanka) married Aaltje Veld from Amsterdam. In 1752 he was baptized together with the Surinamese Johannes van West and Maria Magdalena in De Nieuwe Kerk at Damsquare.

Image
Image

In 1806 Willemina Balk married Justus Gerardus Swaving in Amsterdam. Willemina was the daughter of a planter in Berbice (Guyana) and a free black woman. In the drawing she prepares a West-Indian meal for painter Christiaan Andriessen.
Image

In 1824 Johannes Charles married Elisabeth van Eijbergen in Rotterdam. Later they moved to Amsterdam. Charles was born in Ghana, sold in to slavery in Suriname, and came as a free servant to the Netherlands.

Mark Ponte

Children of Johannes Charles and Elisabeth van Eijbergen

Leven tussen ’t Recief en Amsterdam

Kort na haar oprichting in 1621 liet de West-Indische
Compagnie (WIC) haar oog vallen op de suikerregio’s in het
noordoosten van Brazilië. In 1624 lukte het om Salvador de
Bahia te bezetten, de Portugese hoofdstad van Brazilië.
Door gebrek aan ondersteuning moesten de Nederlanders
de stad al gauw weer opgeven, maar in 1630 slaagden ze
erin de suikerregio’s Paraiba en Pernambuco te veroveren.
Als het grootste suiker producerende gebied ter wereld, was
Pernambuco de hoofdprijs. Deze gebieden vormden de basis
voor de kolonie Nova Holanda of Nederlands-Brazilië, met als
centrum ’t Recief, het huidige Recife.

De korte tijd dat de Nederlanders het er voor het zeggen
hadden, was een tijd van ongekende diversiteit. In Recife
woonden mensen van verschillende geloven, etnische
herkomst en culturen. De WIC hield zich op grote schaal
bezig met slavenhandel en duizenden tot slaaf gemaakte
Afrikanen kwamen door Recife op weg naar de suikerplantages.
De Hollanders smeedden ook allianties met de inheemse
bevolking, de ‘Brasiliaenen’, en Recife kende de eerste
joodse gemeenschap van Amerika. Omdat de kolonie vrijwel
permanent in staat van oorlog was, waren er ook duizenden
huursoldaten: jongens en jongemannen uit heel Europa die
hun eigen talen en culturen meebrachten.

Samen met Bruno Miranda schreef ik een stuk voor het tijdschrift Monumentaal.

Heibel in Herberg de Hulk

Een dronken opschepper aan de Gaasp

‘Siet daer, dat geef ik u’. Met die woorden smeet de dronkenlap een bosje gras waarmee hij net z’n gat had afgeveegd naar Weyntje Schouten, de keurige vrouw van de Amsterdamse koopman Pieter Gerritsz Hooft. Het was op een zomeravond in 1639 en het gebeurde in de tuin van herberg De Hulk bij de Gaasp, aan de rand van de Bijlmer.

Lees het artikel op de website van Ons Amsterdam.

Verschenen op papier in april 2019.

De mannenleeuw van Blaauw Jan

Op 16 augustus 1737 verkocht Jan Hendrik Mets, kastelein in herberg de Hoop, beter bekend als Blaauw Jan aan de Kloveniersburgwal, de inboedel, inclusief ‘gediertens’, aan zijn opvolger Anthonij Bergmeijer. Verkocht werden onder meer acht rode en één blauwe ‘ravens’ (ara’s), samen 400 gulden, een witte kakketoe voor 70 gulden en drie apen voor 55 gulden. Verreweg het duurste dier was een ‘manne leeuw’, die voor niet minder dan drieduizend gulden genoteerd staat. Voorwaarde was wel dat het dier gezond geleverd zou worden. De waarde van dit roofdier laat zien dat hij een belangrijke trekpleister van de beroemde herberg moet zijn geweest.

Lees verder op www.alleamsterdamseakten.nl

Vechtpartij tussen Italianen en Noren, 1697

Op 12 maart 1697 wordt de 22-jarige zeeman Jan Jorisz van Smirna (nu İzmir in Turkije) opgepakt bij een vechtpartij tussen Italiaanse en Noorse zeelui in Amsterdam. Na enkele dagen in de boeien gezeten te hebben wordt de Griekse zeeman op 15 maart heen gezonden. De onderstaande summiere aantekeningen van het verhoor zijn bewaard gebleven:

Gevraagd: “Of het niet waar is dat hij gevangene verleden zaterdag niet met een ‘bloot stilet in de hand’ een aantal Italianen hielp die met Noren vochten? En of hij niet een ieder die de vechtjassen uit elkaar probeerde te halen daarmee bedreigd heeft?”
Antwoord van de verdachte: “Dat hij het stilet in zijn zak had en pas toen hij de ‘dienders’ zag het uit zijn zak heeft gehaald en aan een ander te hebben gegeven.”

In de rubriek ‘Anekdote’ kleine vondsten